kleinsignatuurtje.gif (2891 bytes)


Uit De Standaard van zaterdag 17 maart 2001:

Jeroen Brouwers acht plagiaat ´fysisch en technisch onmogelijk´
,,Ik voel mij absoluut niet in opspraak''
Van onze redactrice

Eva Berghmans
16/03/2001

"Kwade wil,'' reageert Jeroen Brouwers op de suggestie als zou hij in zijn romandebuut Joris Ockeloen en het wachten plagiaat hebben gepleegd. ,,Het stuk in De Standaard stelt enkel de vraag of ik plagiaat heb gepleegd en voorts bestaat het uit geruchten en suggesties.''


Op basis van documenten uit de bibliotheek en het archief van uitgeefster Angèle Manteau toonde Onno Blom gisteren in de Standaard der Letteren aan dat Jeroen Brouwers in de zomer van 1967 het manuscript van Dichotomie van een geboorte van Dirk de Witte onder ogen kreeg. Het opzet, de setting en de verhaallijn zouden erg lijken op die van Joris Ockeloen en het wachten , Brouwers' debuutroman, die in september 1967 verscheen. De stijl hoegenaamd niet.

In een gesprek met De Standaard ontkende Brouwers niet dat hij dat manuscript heeft gezien. ,,Maar ik wil erop wijzen dat ik al in 1965 aan mijn roman begon. Weverbergh toonde mij dat manuscript omdat hij de overeenkomsten zo frappant vond met Joris Ockeloen . Maar wat betekent dat? Weet jij wel dat de boeken toen nog in lood werden gezet? Dat duurde zes maanden. Fysiek en technisch is het onmogelijk om op drie maanden tijd een boek te plagiëren en te produceren.''

Bovendien, vertelde Brouwers, bewijst een brief van De Witte aan hem, gedateerd op 12 december 1967, dat er van plagiaat geen sprake was. De Witte: ,,Wij weten allebei van elkaar dat wij volkomen onafhankelijk geschreven hebben, niet eens vanuit een gemeenschappelijke beïnvloeding.'' In 1989 citeerde Julien Weverbergh, eind jaren zestig samen met Brouwers redacteur bij Manteau, al deze brief in Humo. Zo wilde hij de beschuldiging van plagiaat door Ward Ruyslinck weerleggen. Ruyslinck heeft naar eigen zeggen ook een brief van De Witte waarin ,,die schrijft dat tachtig procent van de inhoud van het boek overeenkomt ''.

Voorts beweerde Weverbergh toen dat hij zijn eerste leesrapport over Dichotomie van een geboorte schreef op 22 december 1967. Nochtans bevindt zich tussen de documenten van Manteau een handgeschreven nota van Brouwers, die het manuscript en een eerder leesrapport van Weverbergh aan De Witte terugzond, gedateerd op 30 augustus 1967. ,,Dat is dan mis,'' luidde gisteren het korte commentaar van Weverbergh, die weigerde om verder met deze krant te praten.

Volgens Brouwers en Weverbergh kun je pas van plagiaat spreken als je de twee teksten grondig kunt vergelijken. Daar wringt het schoentje. De Wittes manuscript is volgens beide heren verdwenen. Literatuurwetenschapper Georges Wildemeersch sprak dat gisteren tegen: ,,Van het manuscript weet ik het niet, maar het typoscript bestaat nog.'' Willem Roggeman, toentertijd journalist bij Het Laatste Nieuws , vertelde het manuscript ooit te hebben gekregen van Manteau. ,,Het idee is hetzelfde, maar het is zo anders geschreven dat je Brouwers moeilijk van plagiaat kan betichten.''

Wildemeersch publiceerde in 1979 in De Vlaamse Gids een polemiek tegen Brouwers. Hoewel hij mogelijk bewijsmateriaal in handen had, zweeg hij over de affaire-De Witte. ,,Dat was ook naast de kwestie. Mijn stuk ging over het herschrijven van het werk van Vlaamse literatoren door Nederlanders. Bovendien kun je de beschuldiging van plagiaat niet hard maken op basis van de chronologie. Brouwers heeft inmiddels trouwens ten overvloede bewezen dat hij kan schrijven.''

Ook voor de huidige uitgeverij van Brouwers pleit de erg korte tijdspanne waarin Brouwers De Wittes manuscript bewerkt zou hebben, absoluut in zijn voordeel. Emile Brugman van Atlas: ,,Als Brouwers in een paar maanden tijd een boek kan lezen en overschrijven, dan moet ik hem dringend op de vingers tikken omdat hij aan Geheime kamers vijf jaar gewerkt heeft.''

Blom citeerde gisteren ook uit een brief van Weverbergh aan Wildemeersch, waarin Weverbergh suggereerde dat Brouwers zijn fascinatie voor zelfmoordenaars in de literatuur van De Witte overgenomen had. ,,Onzin,'' repliceert Brouwers, ,,dat was simpelweg een gedeelde interesse. De Witte was al een vriend van mij toen hij over dat zelfmoordboek begon, een idee waar ik ook mee rondliep. Ik heb hem nog geholpen bij het verzamelen van zijn materiaal.''

,,Weverberghs suggestie paste duidelijk in een plan tot wraakneming. Ik had kwalijke dingen over Vlaanderen geschreven en moest dus worden gestraft. Ik heb godbetert vijftien jaar gewerkt aan De laatste deur , mijn zelfmoordboek. Het is pas dertien jaar na De Wittes zelfmoord verschenen.''

Volgens Brouwers ligt kwade wil aan de basis van het oprakelen van de affaire-De Witte, nauwelijks een week voor de uitreiking van de Gouden Uil Literatuurprijs. Brouwers is genomineerd met Geheime kamers . Volgens Anna Luyten, de voorzitster van de jury, hoeft hij zich geen zorgen te maken: ,,Een jury moet zelfverzekerd genoeg zijn om zich niet te laten leiden door de wetten van de wereld van de schandaaltjes.''

Brouwers overweegt om Blom een proces aan te doen wegens laster.

 


bibliografie.jpg (1728 bytes)    biografie.jpg (1607 bytes)      ACTUALITEIT.jpg (1867 bytes)      diversen.jpg (1458 bytes)