|
Naast de valse beschuldiging van plagiaat aan Brouwers' adres (en
de hijgerige beschrijving van de botsingen tussen Brouwers en Weverbergh vijfentwintig
jaar geleden) staat in De Standaard van 15 maart ook nog: "Maar dit is nog niet alles. Weverbergh (...) duikelde nog
iets op uit Brouwers' geheime kamers. Het betrof een brief van Dirk de Witte van 14 mei
1967 aan Angèle Manteau, waarin hij in een P.S. meldde druk bezig te zijn met het
verzamelen van gegevens voor een essay over de zelfmoord van de schrijver: |
Maar: zelfmoord komt al voor in Brouwers' debuut,
de verhalenbundel Het mes op de keel uit 1964. De fascinatie voor zelfmoord en
literatuur deelden Brouwers en De Witte inderdaad. Sterker, het feit dat ze die fascinatie
deelden èn dat De Witte schrijvers-zelfmoordenaars 'verzamelde' voor een ooit te
verschijnen boek: dat alles staat gewoon te lezen in Jeroen Brouwers' novelle Zonder
trommels en trompetten. Dirk de Witte komt, als 'Lorentz Blanke', in de novelle voor; ik zal enkele citaten geven: "Lorentz Blanke woonde op een afstand van tien à vijftien minuten van Vossem vandaan, soms bezochten wij elkaar eens, maar het laatste jaar voor zijn dood niet meer, wij hadden elkaar toen eigenlijk zo helemaal niets meer te zeggen, het kwam voor dat wij kwartierenlang zwijgend tegenover elkaar zaten, waar ik chagrijnig en nerveus van werd; of als hij zijn mond wél open deed, dan sprak hij over de zelfmoord in de literatuur, waar hij een boek over zou schrijven, maar daartoe eerst honderd schrijvers-die-zelfmoord-hebben-gepleegd bij elkaar moest hebben, per se honderd; nadat hij er ongeveer zeventig zelf had gevonden loofde hij aan ieder die hem er nòg een kon leveren honderd franken per stuk uit, zo bracht ik de schrijvers Gerth Schreinder en Jacob Hiegentlich aan, maar tot afrekenen is het nooit gekomen, hij dacht dat ik beide namen had verzonnen." |
De naam 'Lorentz Blanke' werd ontleend aan bovenstaande verhalenbundel van Dirk de Witte: De formule van Lorentz. |
In deze brief (gepubliceerd in 't Is vol van schatten hier...) schrijft Jeroen Brouwers aan Fred Batten: Ik ben al jarenlang bezig met het verzamelen van documentatie, met het oogmerk daar later een boek over te schrijven, over "zelfmoord in de literatuur". Enige neerslag hiervan komt reeds voor in mijn boekje "Zonder trommels en trompetten"[Manteau, Brussel - Den Haag, 1973]. Hoezó zou dit zijn "uit Brouwers' geheime kamers" zijn "opgeduikeld"? |
Ook de verteller van Zonder trommels en trompetten is
geobsedeerd door de zelfgekozen dood van schrijvers (blijkbaar: hij levert immers twee
namen aan die zelfs zo obscuur zijn dat 'Blanke' ze niet kent...): "Ik stoot mijn hoofd aan de kettingen; er verschijnen gezichten van sommigen die de schrijvershand aan zichzelf hebben geslagen: Ernst Toller, Sadegh Hedayat, Sara Teasdale, Alphonse Rabbe, Menno ter Braak, Vladimir Majakovski, Kurt Tucholski, Adalbert Stifter, vele, vele anderen... Aan de dood. Hoe lieftallig de dood is en zij mij zachtjes aan zeer stille wateren noodt. Een markante anekdote over mezelf. For mister suicide, voor hem persoonlijk " (Ook For mister suicide is een verwijzing naar werk van De Witte: Blues for mister suicide). De verteller is in gedachten bezig met een delirisch zoeken naar een verband tussen de zelfmoorden van schrijvers en het laten groeien van snor of baard: "Toen ik hoorde dat hij ten slotte zichzelf aan zijn verzameling had toegevoegd, dacht ik aan de snor en het sikje, die hij, een van de laatste keren dat ik hem ontmoette, bleek te hebben laten staan: bij eerste aanblik van die snor en dat sikje vloeide mij droefgeestigheid aan, weldra overgaande in door zekere onachterhaalbare angsten gevoede afkeer, ik hield niet van die snor en dat sikje zie je nou wel, zíé je nou wel! zei ik, al die jongens met hun snorren en sikjes...; ook dacht ik aan de kettingen op zolder; hij was er eens met zijn handen gaan aanhangen en zoals ik hem toen, met opgetrokken knieën, heb zien bungelen, onderwijl somde hij de namen op van enige schrijvers die zichzelf de dood door verhanging op de hals hadden gehaald, zo zal ik hem altijd wel zien bungelen als ik aan hem terugdenk sedertdien betreed ik de zolder niet gaarne meer." Gewoon te lezen in Zonder trommels en trompetten,
dus. |
De zelfmoord van De Witte is het begin van een
golf van zelfmoorden door Nederlandse en Vlaamse schrijvers: Brouwers, die velen ervan
kende (soms van zeer nabij) heeft het op zich genomen dezen te beschrijven met "een
toon van betrokkenheid en solidariteit", uiterst conscentieus en gedegen, cumulerend
in de ruim 500 bladzijden tellende essaybundel De laatste deur (1983), voorts
leidend tot elders verschenen essays over schrijvers-zelfmoordenaars en de essaybundel De
zwarte zon (1999) over zelfmoord in de wereldliteratuur. Ja: ook De Witte liep met plannen rond voor een essay over schrijvers en zelfmoord, wat eventueel tot een boek zou kunnen uitgroeien. De suggesties in De Standaard zijn echter smakeloos: alsof Brouwers niet over zelfmoord had mogen schrijven omdat De Witte dat voor zijn zelfgekozen dood óók had willen doen, èn alsof Brouwers dit ook nog eens zorgvuldig geheim hield. |