Voor Bzzlletin 98 (september 1982) schrijft Jeroen Brouwers De voetstappen die ik nalaat (herdrukt in Het vliegenboek, blz. 11): "Ik ben geboren in 1940 en vandaag of morgen, – al kan
dit best nog jaren duren, – ga ik dood. Misschien niet 'van belang', dus, wat ik hieronder heb
bijeengesprokkeld aan feiten en jaartallen, maar niettemin wellicht niet oninteressant. "Ik wil dat mijn oeuvre één geheel wordt. Dat oeuvre staat nooit los van het leven van de schrijver. Ooit is er ergens een meneer die het bekijkt en zich afvraagt: waarom staat dat daar? Hij dringt door in mijn biografie en dan blijken er correlaties te bestaan tussen dingen die ik heb meegemaakt en die ik heb beschreven. Dat is interessant, geloof ik. Mij interesseert het in elk geval zeer inzake werk en leven van andere schrijvers." Hoe dan ook: mij interessert de biografie van Jeroen Brouwers zeer. Dit is een direkt gevolg van mijn bewondering voor zijn werk - en overigens voel ik mij nog lang geen meneer. Ik maak me voorts vrolijk schuldig aan het 'larderen' van deze biografie 'met min of meer toepasselijke fragmenten uit het literaire werk van de beschrevene', wat Brouwers een 'voor een objectieve biografie uiterst riskante methode' noemt (Spoken en schimmen rond JotieT'Hooft, in Terug Thuis, blz.126). (Zelfs dit citaat is zo'n toepasselijk fragment... het zij zo.) Voor dit bijeensprokkelen is gebruik gemaakt van gegevens uit met
name Tegendraadse schoonheid (door Jaap Goedegebuure)*, Jeroen Brouwers:
Bezonken rood (door Jos Paardekooper), Brouwers in Brussel (onder
redactie van Gwennie Debergh) en andere boeken uit het rijtje 'over Brouwers' (zie bibliografie). Daarnaast werd geput uit enkele
tijdschriftartikelen (uit o.a. HP/De Tijd, Vrij Nederland, De Groene Amsterdammer),
diverse naslagwerken (ter verificatie van data), etcetera. Uiteraard werd zeker een en
ander enthousiast ontleend aan Jeroen Brouwers' oeuvre, hoewel men schrijver en
hoofdpersoon nog altijd nadrukkelijk niet aan elkaar gelijk mag stellen. Zelfs al is
Brouwers' werk "al autobiografisch genoeg" en "mag [het] als geheel worden
gezien als een keten van sleutelromans en gedenkschriften" (Het is niets,
voorwoord, blz. 7) dan nog heeft Brouwers "nog nooit een echt autobiografisch boek
geschreven"; zo zegt hij zelf: "Ik grijp wel hier en daar wat uit mijn leven,
maar dat is fundamenteel iets anders. (...) De toon van mijn boeken is wel dusdanig eigen
dat men denkt: dit kan niet anders dan Brouwers zijn. Daar ben ik het dan graag mee eens:
mijn schrijfwijze is hoogst persoonlijk" (beide citaten uit een interview door Jeroen
Overstijns in de Standaard der Letteren, 9 april 1998). |
Eerst wat jaartallen met feiten in het kort:
1940: Jeroen Godfried Maria Brouwers geboren te
Batavia op 30 april, ouders: Jacques Th. M. Brouwers en Henriëtte Maria Elisabeth
Brouwers-van Maaren. |
"De foto die mijn moeder toen van mijn sprong heeft gemaakt, bezit ik nog: hij brengt in beeld dat ik al op de terugweg ben naar de aarde, armen en benen gespreid, voeten naar beneden, 'voor altijd' stilgezet tussen de lucht ('was ik maar een vogel') en het water ('was ik maar een vis') - het is de laatste foto die in Indië van mij is gemaakt. -" De Zondvloed, blz. 219
|
"Mijn verloren paradijs beslaat de hele periode vóór mijn
derde levensjaar: de tijd waarin je wel bestaat maar nog geen enkel besef hebt van de
taal." -1- Zijn eerste jaren brengt Jeroen Brouwers door in Batavia (het huidige Djakarta). Herinneringen hieraan worden gefictionaliseerd vormgegeven in Het verzonkene, hecht gestructureerd verweven met dromen ('droomnotities'), visies op schrijven en schrijverschap, polemiek (geschrapt vanaf de 5e, herziene druk) en al dan niet gefictionaliseerde autobiografie ("Het beschrijven van zogenaamde jeugdherinneringen komt wat mij betreft neer op het beschrijven van aannemelijk gemaakte gebeurtenissen: 'zo zou het gebeurd kunnen zijn'.".-2-) "Tussen je derde en je vijfde ervaar je alles als
vanzelfsprekend. Een kind vraagt zich niet af wat er allemaal aan de hand is, een kind
leeft zoals er kennelijk geleefd wordt. Pas later heb ik beseft wat er allemaal gaande
was." -3- "Ik had twee dingen voor ogen die tussen mijn vijfentwintigste en
mijn dertigste duidelijk werden: ik wilde een roman van duizend bladzijden schrijven over
mijn kindertijd en jeugd in Indië. Dat zijn mijn drie Indië-romans geworden: 'Het
verzonkene', 'Bezonken rood' en 'De zondvloed'. Dat doel heb ik dus
bereikt. (...)"-4- |
"Dat hadden ze mij godverdomme niet moeten aandoen."-1- Gerepatriëerd in 1948 (de vader volgt pas drie jaar later) vestigt het gezin zich in 's-Hertogenbosch. Al snel wordt de jonge Jeroen intern op een kostschool geplaatst. Ook de kostschooltijd keert regelmatig nadrukkelijk terug in Brouwers' werk, als 'plaatsvervangend jappenkamp' en als ultiem verraad door zijn moeder met (en: door) wie hij Tjideng had overleefd. Na de traumatische pensionaatsjaren volgt hij in Delft MULO, maar inmiddels is 'het verliteratuurde bestaan' begonnen: de inhoud van de Delftse bibliotheek wordt door de zeventienjarige Jeroen Brouwers naar eigen zeggen van voor tot achter gelezen. In militaire dienst (Marine Inlichtingen Dienst, 1959-1961) schrijft Brouwers, naast bijdragen aan het soldatenblad Salvo, het verhaal De ring dat gepubliceerd wordt in het Delftse literaire tijdschrift Kentering. Na de vervulling van de dienstplicht volgen betrekkingen in de journalistiek, bij De Gelderlander (Nijmegen, waar hij enige tijd woont) en de Geïllustreerde Pers te Amsterdam (waar Brouwers zich dan ook vestigt). Als redacteur van het GP-'sterretjesblaadje' Romance is Jeroen Brouwers niet bepaald op zijn plaats, maar via de eveneens bij de Geïllustreerde Pers werkzame Hans Roest maakt hij kennis met Jos Vandeloo - die Brouwers attendeert op een vacature bij de uitgeefster Angèle Manteau te Brussel. Inmiddels had Brouwers het typoscript van een verhalenbundel naar diverse uitgeverijen waaronder Manteau opgestuurd en Angèle Manteau is benieuwd naar deze jonge auteur. Met verloofde Nel Berns vestigt Brouwers zich in Brussel, waar hij in dienst treedt bij de firma Manteau, officieel als secretaris van mevrouw Manteau maar in de praktijk als jongste bediende: brieven posten, pakjes versturen of afhalen. Brouwers zegt hierover: "Maar op de een of andere manier beviel mij dat toch beter dan dat hectische gedoe in Amsterdam, in de journalistiek, waar ik echt helemaal niets gepresteerd zou hebben. Toen." -5- |
Foto van journalist Jeroen Brouwers op de achterkant van het AO-boekje 'Van Rondeel tot Chanson', 1963. |
Brouwers in Brussel... |
"Soms zegt iemand dat ik zo'n enorme 'woorden'
'schat' heb. Dat komt doordat ik jarenlang in een tweetalige stad (Brussel) en ook
jarenlang op het door tweetaligheid geteisterde maar zich fanaties zich op een (volstrekt
verouderd) 'Nederlandsch' zich toeleggend (Vlaams) platteland heb gewoond." -6- Sinds 1964 kan aan "de thema's in het werk van Jeroen Brouwers" ook "Brussel" worden toegevoegd. De kunstenaarswereld in deze stad is volop in beweging en Brouwers maakt deel uit van de underground die elkaar treft op plaatsen als Herman J. Claes' Free Press Bookshop en café De Dolle Mol. Bij uitgeverij Manteau verschijnt de verhalenbundel Het mes op de keel: Brouwers' eerste boek, waarvan hij zelf (in de hoedanigheid van Manteau-redacteur) het typoscript persklaar maakt. Weliswaar verschijnt al eerder het Humanitas-boekje Edith Piaf: lyrische straatmus alsmede twee dunne 'boekjes' in de AO-reeks, maar in een brief aan Angèle Manteau, gedateerd 29 april 1982, schrijft Jeroen Brouwers Het mes op de keel wel degelijk als zijn debuut in de letteren te beschouwen.-7- Een thema dat als een rode draad door Brouwers' werk zal lopen komt al naar voren in (zelfs de titel van) het eerste verhaal: Orfeus. Drie jaar na Het mes op de keel verschijnt Joris Ockeloen en het wachten (met als ondertitel een lotgeval), waarvoor Brouwers de Vijverbergprijs ontvangt van de Jan Campertstichting. De locatie van Joris Ockeloen en het wachten wordt niet nader omschreven; echter, zoals aannemelijk gemaakt door Bart Vervaeck in 'Brussel was toen nog en Brouwerse stad' -8-, voor het decor van het verhaal stond Brussel zeker model. Vanaf 1968 verschijnen in het literaire tijdschrift Tirade vijf verhalen die Brussel als verbindende factor hebben. Deze 'ansichtkaarten over liefde, literatuur en dood', worden gebundeld in 1969 en, aangevuld met nog twee verhalen, in de 5de Meridiaanreeks gepubliceerd als Groetjes uit Brussel (waarvoor een advertentie verschijnt in de Manteaukrant...). Brouwers laat hier, meer nog dan in Joris Ockeloen, een volkomen nieuw geluid horen. Met de volstrekt eigen mengvorm van autobiografisch, essayistisch èn verhalend proza heeft Jeroen Brouwers zijn stijl gevonden, waarin dodelijke ernst soms naast (of: in) relativerende formuleringen wordt geuit, waarin met scherp wordt geschoten maar ook passages staan van een schrijnende melancholie; proza waarin enorme belezenheid wordt geëtaleerd maar dan zonder betweterige belerendheid – en dit alles, altijd, op een uiterst persoonlijke, betrokken manier geschreven. Kortom, Jeroen Brouwers is "vorm" èn "vent".** |
"In bannelingschap, alleengelatenheid en afgezonderdheid
(...)."-9- Nog voor het verschijnen van Groetjes uit Brussel verhuist Jeroen Brouwers met vrouw en twee kinderen naar het landelijke Vossem, even ten oosten van Brussel. Als in 1970 Angèle Manteau haar uitgeverij verlaat wordt de uitgeverij gereorganiseerd en wordt Brouwers ontslagen; hij treedt in dienst bij De Nieuwe Gazet (en verzorgt daar o.a. de rubriek Literair journaal). Te Vossem wordt begonnen aan de novelle Zonder trommels en trompetten. Tijdens een bepaald roerige tijd waarin het huwelijk van Brouwers schipbreuk lijdt, een (geheime) relatie met Anne Walravens stuk loopt, en Brouwers 'op de dool' raakt en 'nachten doorhaalt' ("La bohème! Ik was niet geschikt voor een dergelijk leven." -5-) woont hij enkele maanden op een zolderkamer van de firma Manteau, maar dan vestigen Jeroen Brouwers en vriendin (later echtgenote) Josefine Meijer zich in 1971 in Huize Krekelbos te Rijmenam waar Zonder trommels en trompetten wordt voltooid. Inmiddels is Julien Weverbergh directeur van Manteau en deze haalt Brouwers over zijn oude functie weer op te nemen; daarnaast schrijft Brouwers voor ondermeer de Vlaamse Elsevier en vertaalt hij om den brode o.a. hoorspelen (van Wole Soyinka en anderen). Het redactiewerk voor Manteau, wat voor een deel bestaat uit het zodanig corrigeren van het werk van Vlaamse auteurs dat men van 'herschrijven in correct Nederlands' kan spreken, gaat Brouwers meer en meer tegenstaan; dit en conflicten met Manteau-directeur Julien Weverbergh leiden ertoe dat Brouwers in 1975 ontslag neemt en zich weer in Nederland vestigt. |
...te Vossem (foto uit 'Brouwers in Brussel') |
Medio jaren zeventig |
"Ik heb geen psycholoog of psychiater nodig om mij er op te
wijzen hoe treffend mijn karakter lijkt te worden getypeerd door mijn adres: ik woon aan
de Dwarsdijk." -10- Na een klein half jaar verblijf in Warnsveld wordt dan in 1976 intrek genomen in huize Louwhoek, aan de Dwarsdijk in het Achterhoekse plaatsje Exel. De terugkeer naar Nederland is een nieuw begin in velerlei opzichten; met name wordt hier begonnen met het schrijverschap als fulltime beroep. In huize Louwhoek onstaan de boeken waarmee Brouwers definitief naam maakt, daar ook verneemt hij van de 'literaire rellen' die hij met polemieken (èn romans) blijkt te veroorzaken. De zogenoemde Vlaanderen-pamfletten J. Weverbergh en ergher en Vlaanderen op zijn erghst, waarin Brouwers zijn grieven over misstanden in de Vlaamse letteren uit en het misverstand van de 'culturele Noord-Zuid-integratie' hekelt, zetten Brouwers als polemist overtuigend op de kaart. Ten onrechte wordt hij hierom een 'rabiate Vlamingenhater' genoemd (door Ward Ruyslinck) en vervolgens barst in Vlaanderen een storm van kritiek op Brouwers los - maar inhoudelijk wordt echter niet of nauwelijks op de pamfletten gereageerd. Het is pas veel later dat Brouwers wordt herkend als een 'niet begrepen minnaar' van Vlaanderen; deze formulering is van Jozef Deleu. -11- Terwijl Vlaanderen zijn gal spuwt over Brouwers blijft het wat dat betreft in Nederland rustig: er wordt tamelijk onverschillig op gereageerd. Zoals Brouwers meerdere malen teleurgesteld heeft opgemerkt is in Nederland de belangstelling voor, laat staan de kennis van Vlaamse literatuur zeer gering - al slepen Vlaamse auteurs regelmatig Nederlandse literatuurprijzen in de wacht. |
"Over de sterfelijkheid die met onsterfelijkheid, en de
vergankelijkheid die met onvergankelijkheid moet worden bekleed."
-12- In Louwhoek ontstaat ook het labyrintische, claustrofobische meesterwerk Zonsopgangen boven zee, de roman die alom wordt geprezen als een hoogtepunt in Brouwers' werk. Niet in de laatste plaats vanwege de structuur van het boek: de 'constructie' is van de eindeloze lus, de liggende acht die ook 'in het boek' terugkeert; zonder dat het op de lezer gekunsteld overkomt vallen vorm en inhoud samen op een ongelofelijk knappe manier. De roman, die in 1977 verschijnt, vestigt de naam van Jeroen Brouwers definitief - nu ook bij het 'grote publiek'. Na Zonsopgangen boven zee verschijnt in 1979 eerst de, deels polemische, roman Het verzonkene. De polemische gedeelten hiervan maken korte metten met het in en om het tijdschrift Raster florerende 'andere proza'; hierna verschijnt een pamflet waarmee Brouwers -alweer- flinke beroering veroorzaakt: De Nieuwe Revisor (gepubliceerd in Tirade 250). De Nieuwe Revisor is een frontale aanval op de heersende 'jongensliteratuur', zoals Brouwers het noemt, en tegen "de schrijvers en critici die de letteren reduceren tot kletspraat en oppervlakkig vermaak." -13- De in 1979 en 1980 als Kladboek en De Bierkaai: Kladboek 2 uitgegeven verzamelde 'polemieken, opstellen, herinneringen' en 'schotschriften en beschouwingen' blijven ook ruim 20 jaar na dato fier overeind (men leze bijvóórbeeld Dirk Ayelt Kooiman en het Amsterdams Peil waarin Kooimans De schrijver droomt wordt gefileerd), - ook al zijn of lijken niet alle onderwerpen meer actueel. In een brief aan Jaap Goedegebuure schreef Brouwers in 1978: "Wat van mij persoonlijk, geheel privé-literistisch, in een polemiek moet, is: het autobiografische element. (...) 'Ik ben kwaad...' Dat geeft hartstocht aan het stuk." -14- Hartstochtelijk zijn de polemieken zeker, maar ook minstens zo onderbouwd en gedocumenteerd - en, niet te vergeten: heerlijk om te lezen. |
Exel, winter 1979, |
|
|
"Niets bestaat dat niet iets anders aanraakt." -15- De roman Bezonken rood (1981) veroorzaakt geheel onbedoeld óók een literaire rel: na vrijwel unaniem lovend te zijn besproken wordt plotseling de vraag opgeworpen in hoeverre de roman (en dan vooral: de daarin voorkomende beschrijving van gruwelen in het jappenkamp Tjideng) overeenkomt met de 'historische werkelijkheid'. Er ontstaat een heftige discussie. Met name Rudy Kousbroek trekt fel van leer; volgens hem is het boek een 'leugen': gruwelijkheden als door Brouwers beschreven vonden volgens Kousbroek niet in de jappenkampen plaats - en zeker niet in Tjideng. Hij maakt zich kwaad over, wat hij noemt, het 'Oostindisch kampsyndroom' - wat zou zijn de 'weigering zich op de hoogte te stellen' van de historische werkelijkheid - èn hij trekt en passant de integriteit van Brouwers in twijfel ('Nee, die Brouwers deugt niet'). Dat Brouwers om romantechnische redenen bijvoorbeeld gebeurtenissen laat plaatsvinden op tijdstippen die niet met de 'historische werkelijkheid' overeenkomen is juist - en waarom zou dat in een roman niet mogen? - maar inmiddels is allang overtuigend geboekstaafd dat, ondermeer, de door Brouwers beschreven gruweltaferelen niet zijn 'gelogen'. Dat Bezonken rood daarnaast algemeen geldt als een hoogtepunt in de naoorlogse Nederlandstalige literatuur (met een 25e druk in 2002) is ook zonneklaar... eveneens is duidelijk dat Kousbroek met zijn kritiek after all aardig in zijn hemd is komen te staan... En overigens 'ging het' in Bezonken rood 'over iets ànders'. In een uitstekend artikel uit 1982 van Marjoleine de Vos (hier te lezen) wordt dieper op de discussie ingegaan. (De vraag of een schrijver in een roman zich dient te houden aan feiten buiten de roman moet óók nog steeds wel eens (met 'nee!') worden beantwoord - zo blijkt uit een column van Joost Zwagerman, gebundeld in Landschap met klein vuil, 2001). Het schrijven van wat het derde (en omvangrijkste) deel van Brouwers' Indië-boeken zal worden, De zondvloed, komt begin 1982 tijdelijk op het tweede plan ten faveure van een ànder omvangrijk werk: De laatste deur. |
"Begrijp ik die mensen? Jazeker. Ik kan me dat drama als
apotheose van een leven heel goed voorstellen." -16- Naast de Indië-romans is De laatste deur een ijkpunt in het oeuvre van Jeroen Brouwers. De laatste deur, in 1983 verschenen, is een vuistdikke essaybundel met als onderwerp: de zelfmoord in de Nederlandstalige literatuur. Over een periode van vijftien jaar – met tussenpozen – heeft de schrijver aan het boek gewerkt, en het geldt nog altijd als standaardwerk, ook op het gebied van zelfmoord in het algemeen (vergelijkbaar met De wrede god van A. Alvarez, waar door Brouwers ook naar is verwezen). Met een toon van solidariteit en betrokkenheid en op minutieuze wijze gedocumenteerd schrijft Brouwers de biografieën van de vele schrijvers-zelfmoordenaars; niet zelden schrijvers die lang vergeten zijn of zelfs bij hun leven reeds niet verder kwamen dan de periferen van de literatuur. Hiernaast geeft Brouwers in beschouwende essays zijn visie op verschillende aspecten van de zelfmoord, en de ideeën en theorieën die hij in De laatste deur formuleert doen critici opmerken dat dit werk zonder meer de kwaliteiten heeft van een wetenschappelijke dissertatie. Sinds De laaste deur wordt, ook uit de wetenschappelijke hoek, aan Jeroen Brouwers regelmatig gerefereerd als 'suïcidoloog'. Het boek is opgedragen aan de in 1973 door zelfmoord overleden Anne Walravens. Over haar heeft Brouwers geschreven; zij is 'Aurora' in Zonsopgangen boven zee en eerder in La Bohème, 'Iris' in De Exelse testamenten en 'Lis' in De sprong (-17-); "Zo is Aurora (...) een meisje dat écht in mijn leven is geweest."(-18), - maar wellicht is het beter te zeggen dat Brouwers voor haar heeft geschreven. |
Uit de documentaire De verzonkenen, Aanleiding voor deze documentaire was het verschijnen van De laatste deur, maar Duyns wilde al langer een 't.v.-film' over Jeroen Brouwers maken - getuige een brief van Brouwers aan Ad ten Bosch, gedateerd 14 januari 1982 -19-. |
"Ik kan het niet goed uitleggen (...) - maar al die
'herhalingen' of, zoals jij ze noemt, 'nadrukkelijkheden' moeten in het
boek." -20- Direkt voortkomend uit het werken aan De laatste deur ontstaat in 1984 de roman Winterlicht, over de -fictieve- in de vergetelheid geraakte schrijver Jacob Voorlandt. Het personage van de vergeten schrijver staat in direkt verband met de vele in De laatste deur beschreven 'verzonkenen' en het in Winterlicht terugkerende thema is dan ook geheel des Brouwers: de angst om zelf werk te produceren dat gedoemd is uiteindelijk vergeten te worden, tegelijk die angst zo prachtig verwoordend, zo schitterend vormgevend dat de vergetelheid op afstand gehouden wordt. Winterlicht sluit in thematiek, in gebruikte beelden, volkomen aan bij Brouwers' voorgaande werk. In de met liefde beschreven Voorlandt is wat sommige uiterlijkheden betreft zonder veel moeite uitgever Geert van Oorschot te herkennen -21- (en enkele in het verhaal opgenomen anekdotes zijn ontleend aan ware gebeurtenissen -22-); het door Voorlandt geschreven Onverhoorde gebeden verwijst naar de verhalenbundel Uitgestelde vragen van R. J. Peskens (pseudoniem van Van Oorschot). Een 'voorafbeelding' van Voorlandt, Joris Godfried Slijters, is ook te vinden in Een tafereeltje van Jan Steen (voor het eerst verschenen in een jubileumnummer van Van Oorschots literaire tijdschrift Tirade in 1974); de samensmelting van Voorlandt en verteller in Winterlicht ligt al in deze naam besloten. Na de voltooiing van Winterlicht wordt het werken aan De zondvloed hervat; een voorpublicatie hieruit verschijnt als de zelfstandige novelle De sprong. Ook verschijnt Brouwers' biografie van de dichteres Hélène Swarth: hoewel ooit door Kloos omschreven als het 'zingende hart' van de Nederlandse letteren stierf zij, in 1941, als verzonkene: vrijwel vergeten. |
"Schrijven, in de vijfde betekenis van Van Dale ('in
geschrifte mededelen of uitdrukken'), leerde ik in de jongenspensionaten waar ik van mijn
tiende tot mijn zeventiende jaar heb verbleven. Aldaar wekelijks terugkerende
zondagmorgenplicht: de brief naar huis." -23- Hier en daar in Jeroen Brouwers' boeken staat beschreven hoe het schrijven voor hem begon met (verplichte) brieven. Brieven is hij blijven schrijven; in sommige daarvan bleken fragmenten te staan die later, bewerkt, 'bruikbaar' bleken in Brouwers' verhalen; andere brieven laten zich lezen als oerversies van polemieken. In 1986, tijdens andermaal een impasse bij het schrijven aan De zondvloed, stelt Brouwers een uit twee delen bestaand brevarium samen: Kroniek van een karakter, waarin honderden brieven zijn opgenomen uit de tien voorgaande jaren. Een magnifiek zelfportret is het, waarbij de schrijver zichzelf (en anderen) niet spaart: zijn angsten, dromen, onzekerheden, liefde en haat, zijn schrijverschap, het huwelijksleven, geboorte en dood, - alles komt aan bod. Niet zelden laat Brouwers zich zien van zijn humoristische kant, als is deze 'Humor' soms wel 'wenn Man trotzdem lacht'; niet zelden ook zijn de brieven ontroerend, zoals die over de dood van Jan Emiel Daele en diens vrouw Digna. (Ik kan die brieven niet lezen zonder tranen in mijn ogen te krijgen. Voor iemand die zulke brieven schrijft alléén al wil ik graag een standbeeld oprichten, al is het in dit geval slechts in de vorm van een website.) In 1988 schrijft Jeroen Brouwers het boekenweekessay: Sire, er zijn geen Belgen; de titel is ontleend aan een open brief, uit 1912, aan de Belgische koning Albert I, van het socialistische (Waalse) kamerlid Jules Destrée: "Laat ik u de waarheid vertellen (...): er zijn geen Belgen. U regeert over twee volken. Er zijn in België Walen en Vlamingen, maar er zijn geen Belgen." Andermaal etaleert Brouwers in deze korte cursus (taal-)geschiedenis zijn kennis van en liefde voor Vlaanderen, andermaal worden er ook enkele harde noten gekraakt - zowel over het gebrek aan interesse van Nederlandse zijde voor de Vlaamse literatuur als over de hersenschimmige 'culturele integratie' waar Vlaanderen alsmaar op blijft hopen. |
'Vrijheer van Exel' |
(de foto was overigens van Rob Bronshoff)
|
"Ik had mij voorgenomen een bepaald oeuvre te schrijven en
dat heb ik nu bijna voltooid." -24-
Na veel essayistiek, het samenstellen van een necrologieën-bloemlezing en van het breviarium wordt het schrijven aan De zondvloed opnieuw hernomen. Deze grimmige, overweldigende apotheose van de thema's jappenkamp, kostschool, Orfeusmotief en schrijverschap verschijnt in 1988. In 1989 ontvangt Jeroen Brouwers hiervoor de Bordewijkprijs. Terugkijkend op het verschijnen van dit derde en laatste deel van de Indië-romans zegt Brouwers: "Die drie tezamen vormden mijn definitieve fictieboek. Daarna had ik het gevoel dat die Jeroen Brouwers het inzake romans zowel een beetje gehad had." -25- Inderdaad verschijnt na De zondvloed eerst het (ondanks het onderwerp) luchtige, bij vlagen zelfs uiterst hilarische De versierde dood, met als ondertitel een dossier over zelfmoordclubs, Russische roulette, zelfmoordspelen, en andere mysteries rondom de zelfverkozen dood - een onderwerp waarover Brouwers tenslotte een uitgebreide documentatie opbouwde tijdens het werken aan De laatste deur - maar reeds in 1990 komt de roman Zomervlucht uit. De hoofdpersoon heet geen Jeroen Brouwers, en is geen schrijver maar musicus, - desalniettemin past ook dit boek in het raamwerk: de falende kunstenaar, de tot saaiheid gedoemde liefde en de verlokkingen van de nieuwe, maar onmogelijke liefde: het zijn variaties op een van Brouwers bekend thema. Het vliegenboek uit 1991 is weer een (dikke) bundeling van biografieën, essays, polemieken, 'standbeelden' en autobiografische dagboekfragmenten, en in 1992 komen de drie Indië-romans uit in één band: bij elkaar inderdaad de "roman van duizend bladzijden" die Brouwers ooit voor de geest stond. -4- Een belanrijke onderscheiding wordt aan Jeroen Brouwers uitgereikt: de Orde van de Vlaamse Leeuw. |
Begin jaren negentig komt een einde aan Jeroen Brouwers' 'Exelse periode'
als zijn tweede huwelijk spaak loopt. Brouwers woont tijdelijk met zijn vriendin Carin
Wevers op een woonboot in Uitgeest. Het is niets verschijnt: een van de
'aantekencahiers' van Brouwers ('voor de curiositeit' gepubliceerd), met daarin een
collage van invallen, verzuchtingen, verhalen en anekdotes, observaties, aanzetjes,
regeltjes verontwaardiging of zelfspot, en stukjes dagboek waaruit onder zeer veel meer
duidelijk wordt met hoeveel moeite De zondvloed uiteindelijk werd voltooid.
In 1993 vestigt Jeroen Brouwers zich, met Carin, in Zutendaal waar Carin (inmiddels echtgenote) de Jeroen Brouwers Homepage Zutendaal opzet. Inderdaad: opnieuw een verhuizing naar België, en Brouwers wordt in België verwelkomd met de benoeming tot Ridder in de Belgische Kroonorde. Ook de Constantijn Huygensprijs (voor zijn gehele oeuvre) valt Brouwers ten deel. Het vierde Kladboek verschijnt in 1994, evenals Vlaamse leeuwen waarin de essays en polemieken met 'Vlaanderen' als thema worden gebundeld. Brouwers krijgt voor deze laatste bundel De Vlaamse Uil, de belangrijkste literatuurprijs van Vlaanderen. Geregeld verschijnen essays van zijn hand in diverse tijdschriften en op 4 mei 1994 houdt Jeroen Brouwers een toespraak in de Nieuwe Kerk te Amsterdam, voorafgaand aan de dodenherdenking op de Dam. Met de gezondheid gaat het minder; omdat de ademhaling steeds verder wordt bemoeilijkt door littekenweefsel (ontstaan door op jonge leeftijd opgelopen difterie) zijn enige operaties aan de luchtpijp onvermijdelijk. |
(De foto die hier stond was van David Samyn) |
Hier stond de ansichtkaart, gedrukt ter gelegenheid van de tentoonstelling Al dat papier georganiseerd door Antiquariaat Demian, Antwerpen. |
In 1996, na een periode waarin diverse essays al dan niet gebundeld het
licht zien (zoals Oefeningen in nergens bijhoren over Jean Améry, en Adolf
& Eva & De Dood) richt Jeroen Brouwers een eenmanstijdschrift op: Feuilletons.
Deels omdat dit al jaren tot de plannen behoorde, deels uit groeiende onvrede met
bestaande literaire podia. In Feuilletons, waarvan het 'proefnummer' zomer 1996
verschijnt, kan Brouwers alles wat hij wil kwijt: van polemiek tot dagboekblad en van
biografisch essay tot aforisme. Met het tweede nummer, de zogenoemde Extra Edietzie
van herfst 1996, is het meteen raak: Brouwers wijdt een heel nummer aan het door hem
schilderachtig beschreven (wan-)beleid van uitgever Ronald Dietz, die naar Brouwers'
uitgesproken mening de uitgeverij De Arbeiderspers volkomen verkwanselt aan de commercie
(en overigens daarmee model staat voor de algehele teloorgang van het uitgeversvak). De
breuk met De Arbeiderspers levert nogal wat stofwolken op in de pers; Brouwers is
overigens niet de enige die bij de AP weggaat, en de controverse Brouwers-Dietz levert nog
lang kopij op (getuige bijvoorbeeld het interview met de inmiddels op non-actief gestelde Dietz in de HP/De Tijd van 9 maart 2001).
De eerste serie van vijf Feuilletons is inmiddels afgerond; ook verscheen in 1999 met De zwarte zon een vervolg op De laatste deur; in die zin dat De zwarte zon essays bevat over schrijvers-zelfmoordenaars in de wereldliteratuur. In 2000 verschijnt ook de lang aangekondigde, door gezondheidsperikelen telkens uitgestelde, uitstekend ontvangen roman Geheime kamers: een respectabele 492 bladzijden waarin Brouwers zijn geliefde thema's relatief minder zwaar aan bod laat komen. |
Maart 2001, aan de vooravond van de uitreiking van De Gouden Uil
literatuurprijs waarvoor Brouwers met Geheime kamers is genomineerd, komt de
Vlaamse krant De Standaard met 'nieuwe bewijzen' voor een 'affaire' spelend medio
jaren zeventig, waarin Brouwers' eerste roman, Joris Ockeloen en het wachten,
ontmaskerd zou worden als geplagiëerd van een nooit verschenen roman van Dirk de Witte (Dichotomie
van een geboorte): een bewering die De Standaard (vrijwel direct) volledig
moet herroepen - maar die wel voor commotie zorgt, wellicht niet toevallig zo vlak voor de
uitreiking van De Gouden Uil. Jeroen Brouwers zorgt zelf ook voor de nodige commotie als
hij, na De Gouden Uil inderdaad gewonnen te hebben, in zijn dankwoord aankondigt niet meer
beschikbaar te zijn voor dergelijke poppenkastvertoningen. In april 2001 ziet een geheel vernieuwde officiële homepage het licht: www.jeroenbrouwers.be die, steeds indrukwekkender, alsmaar blijft groeien...In september 2001 neemt Brouwers de Multatuliprijs voor Geheime kamers in ontvangst, overigens keurig zònder de flauwekul van gepubliceerde long- en/of shortlists - maar wel met een jubelend juryrapport. Geheime kamers wordt eveneens bekroond met de Ako-literatuurprijs, maar Jeroen Brouwers liet reeds op voorhand weten niet aanwezig te zijn bij de televisieuitzending waarin de genomineerden werden geacht live hun blijdschap of teleurstelling aan het volk te tonen - zie de pagina met actualiteiten. Helaas neemt een groot aantal publicisten niet de moeite notie te nemen van de motieven van Brouwers' wegblijven: men praat elkaar na dat 'wel de poen pakken, niet komen opdagen' géén manier van doen is - en men gaat volkomen voorbij aan de werkelijke redenen die Brouwers in heldere, grondige, verklarende essays (die o.a. in Vrij Nederland verschijnen) uiteenzet. Zie in dit verband ook de bundel Papieren levens. |
Geheime kamers heeft intussen ruimschoots de bestsellerstatus, de roman verschijnt in 2002 in Duitse
vertaling, in 2004 gevolgd door een pocketeditie. De belangstelling voor Jeroen Brouwers en zijn werk blijft
onverminderd groot. Ook in het buitenland: in 2001 verschijnt bijvoorbeeld de Japanse (!) vertaling van Bezonken rood en in 2004 wordt Adolf & Eva & de Dood vertaald in het Hongaars.
Het ro-theater brengt in oktober 2004 van de romans Bezonken rood en Zonsopgangen boven zee indrukwekkende, zeer geslaagde
toneelbewerkingen, en Brouwers' memoires die sinds enige tijd geregeld het licht zien worden uitstekend ontvangen.
Ter gelegenheid van Brouwers' vijfenzestigste verjaardag in 2005 wijdt het Letterkundig Museum een grote overzichtstentoonstelling aan leven en (vooral) werk van de schrijver. Feuilletons deel 7 verschijnt (onder de titel De schemer daalt) in mei 2005, en in interviews wordt een volgende roman aangekondigd. Jeroen Brouwers woont nog steeds in Zutendaal. Herdrukken van zijn romans en essaybundels verschijnen, evenals nieuw werk, bij uitgeverij Atlas. - Deze
biografie wordt hopelijk binnenkort weer eens bijgewerkt en waar nodig van correcties voorzien; de laatste correctie (met dank aan Lau Kanen) is van 12 december 2012 . - Eric Geevers, april 2005 - december 2012. |
.
* En zo blijkt uit te komen wat Brouwers schreef in een
brief aan Jaap Goedegebuure, namelijk dat diens boek "...zal worden geplunderd
tot na het jaar 2000" (in Kroniek van een karakter deel 2, blz. 59). Bovenstaande is nooit 'af' en eigenlijk permanent 'in aanbouw'. (1) Bron: interview door Sarah Verroen in De
Groene Amsterdammer van 21 augustus 1996. |
Deze pagina's zijn gemaakt door
Eric Geevers