kleinsignatuurtje.gif (2891 bytes)


Een persoonlijke webpagina van Eric Geevers, betreffende enkele 'ingezonden brieven'.

Heus, ik doe het haast nooit: vinnige briefjes sturen naar een dag- of weekblad, naar aanleiding van een boek- of CD-bespreking waar ik het mee oneens ben. Echt niet. Smaken verschillen enzovoort. Het is zinloos om domweg jouw mening tegenover die van een recensent te zetten en je moet bovendien maar afwachten of je brief door inkortingen en/of zetduivels niet totaal onbegrijpelijk wordt. Doorgaans wil je, als je dan toch wat je te melden hebt, dit zo kort, goed en vooral helder mogelijk formuleren - en tegen de tijd dat 't eindelijk naar tevredenheid op papier staat wordt het allicht tòch niet meer geplaatst omdat 'de actualiteit er af is'. Heel af en toe echter heb ik me wel boos genoeg gemaakt om snel een kort nijdig briefje in te sturen. De eerste keer was dit naar aanleiding van de recensie van Adolf & Eva & de Dood in het Algemeen Dagblad.
De verschijningsdatum van dit pràchtstuk: 10 maart 1995. Mijn briefje werd luttele dagen later geplaatst.

ADartikel.jpg (73044 bytes)

(Bij deze recensie was een foto van Adolf Hitler en Eva Braun geplaatst.)

Door Theo Gerritse
"O zalige onwetendheid. Nooit had ik iets gelezen van Jeroen Brouwers. Totdat enkele dagen geleden de nieuwe drukproeven van zijn nieuwste boek Adolf & Eva & de Dood werden bezorgd.
Wat een horreur! Wat een belediging voor de lezer! Waarschijnlijk spookte Brouwers bij het schrijven nog de titel van een vorig boek (Het is niets) door het hoofd. Veel is er de afgelopen halve eeuw geschreven over het karakter van Adolf Hitler en zijn relaties tot de vrouwen in zijn leven. Van de duizenden boeken met dit als onderwerp schaart de auteur die er een gewoonte van heeft gemaakt zijn collega's literair de maat te nemen, zich kwalitatief aan de onderkant van de reeks. Voorwaar een hele prestatie.
'Mijn belangstelling voor Adolf Hitler is een afgeleide', zo verantwoordt Brouwers in het voorwoord de keuze van zijn onderwerp: 'Zij komt voort uit mijn fascinatie voor suïcidologie: de kennis omtrent zelfmoord.' De weerslag van die belangstelling is te vinden in eerder werk van de schrijver. Zo schreef hij in 1983 al De laatste deur, de 'zelfmoordbijbel' van de Nederlandse literatuur.
Over dat vroegere werk kan ik geen oordeel geven, maar ik vrees het ergste." (...)
"We komen in Adolf & Eva & de Dood nergens een interessante theorie, originele gedachte of leuke woordespeling tegen. Aan pretenties echter geen gebrek.
'Was Adolf Hitler een zelfmoordneuroot, zijn leven lang worstelend met neigingen om zichzelf van het leven te ontdoen en al op zijn geobsedeerd* door een plan om samen met een geliefde te sterven, ook Eva Braun had suïcidale trekken en was in haar hang naar zelfvernietiging zelfs rigoureuzer dan haar geliefde,'stelt Brouwers. 'Beide karakters bezaten nogal wat andere overeenkomsten, - intrigerend genoeg om te proberen een psychologisch dubbelportret van dit bizarre liefdespaar te schilderen.' Hoe jammerlijk blijft echter de poging in (vaak ranzige) probeersels steken. Niets wezenlijks komen we te weten over de zieleroerselen van de figuur Hitler. Brouwers lijkt zijn falen aan te voelen. Hij vlucht in een vertroebelende scheldkanonnade. De Führer is een bloedlustige vampier, rattenvanger, bloedhond, weerwolf, slang met wolfskop, obscure schreeuwlelijk, stijve hark, halve gare, malloot, ziekelijke viezerik, huistiran, zelfvoldane kikker, Wodan van het Germaanse Rijk, krankzinnige en opgelapte mummie en zijn aanhang falderappes, rapalje, sinistere psychopaten, horde bloedhonden, trawanten, goorste stelletje krapuul, lijftrawanten, hakenkruisgeboefte, ploertenbewind en dweperig vee. Of je het daarmee nu eens bent of niet: hier is geen schrijver aan het woord die het karakter van zijn hoofdpersoon wenst bloot te leggen, maar kapitein Haddock, de grofgebekte zeebonk uit Kuifje. Voor Adolf & Eva & de Dood heeft Brouwers eerder gepubliceerde artikelen uitgewerkt. Zo maakte hij in 1989 voor Nieuwe Revu een reis naar Hitlers geboortedorp Braunau in Oostenrijk. Zes jaar reflectie heeft weinig toegevoegd aan zijn filosofische gemijmer ter plekke." (...)
(*zetduiveltje neem ik aan - EG)
"In de optiek van de auteur is de 'bloedbeluste vampier' Hitler opgegroeid in een gemeenschap, die bestond uit een 'onontwarbare verknoedeling van uit incest en inteelt geboren personen.' Geen wonder dat Brouwers de volwassen Adolf neerzet als een man vol 'seksuele aberraties', die zijn liefjes tot zelfmoord drijft. Om aan zijn 'fascinatie voor het suïcidale' tegemoet te komen, put Brouwers op zeer arbitraire wijze uit werk van bovengenoemde auteurs. Zelfs enkele seriemopordenaars uit de jaren dertig worden erbij gehaald om het beeld van Hitler als onstuitbare geilaard aannemelijk te maken. 'Voorafschaduwingen van Hitlers slachtorgieën tekenden zich al af, voorbodes doemden op, voortekens manifesteerden zich in keukenemmers vol mesnenvlees, bloedspatten tegen de muren van huurkamers in achterafbuurten van grote steden, vet en pekelvlees van lijken op de markt en in de slagerswinkel, moord vampirisme, kannibalisme.' Is hier sprake van 'fascinatie' of van obsessie? 'Ik schaam me diep voor mijn schrijverschap,' verklaarde Jeroen Brouwers vorige maand in NRC Handelsblad met aandoenlijke openhartigheid. 'Ik heb daarover een sterk ontwikkeld lulligheidsbesef (...) Ik schrijf goddomme het ene boek na het andere, maar het wordt niet gehonoreerd. Waar doe ik het allemaal voor?' Dat vragen wij ons ook af."   
Wat ìk me vooral afvroeg was: wat is dat voor onbelezen, ráár stuk halfwas literatuurcriticus, die Theo Gerritse, als 'ie zelfs nog nooit iets van een auteur van het formaat Brouwers gelezen heeft - en nota bene bij een psychologisch dubbelportret z'n teleurstelling uitspreekt dat er geen 'leuke woordspeling' in te vinden is. Goed - mijn briefje werd (onder het verzetduivelde kopje Jeroen Bouwers en naar ik meen met een regel of wat ingekort)  geplaatst:

"Theo Gerritse, boekbespreker van het Algemeen Dagblad: 'Nooit had ik iets gelezen van Jeroen Brouwers. Totdat enkele dagen geleden de drukproeven van zijn  nieuwste boek Adolf & Eva & de Dood   werden bezorgd' (AD, 10 maart). Een boekrecensent die nog nooit iets van Jeroen Brouwers had gelezen. Wat een horreur! Wat een belediging van de lezer! Van het AD, wel te verstaan. Ik heb nog nooit een plaat van Neil Young beluisterd, mag ik voor het AD popmuziek gaan recenseren? Ik heb nog nooit een wedstrijd Ajax-Feijenoord in z'n geheel gezien, mag ik sportredacteur worden?
Misschien schiet ik dan net zulke fraaie bokken als Gerritse, die beweert 'dat Brouwers de volwassen Adolf neerzet als een man 'vol seksuele aberraties' die zijn liefjes tot zelfmoord drijft'. Jeroen Brouwers schaamt zich voor zijn schrijverschap. Ten onrechte: hij is een groot schrijver. Theo Gerritse schaamt zich niet voor zijn 'zalige onwetendheid'. Ik zucht maar eens diep."

Tja, in haast geschreven, maar ik sta er nog wel achter - en verder vind ik het nogal goedkoop van Gerritse om uit een boek van 151 bladzijden over een schoft van wereldformaat als Adolf Hitler alle door Brouwers gebruikte aanduidingen voor deze demagoog en zijn bruine boevenbende op een rijtje te zetten om dan te zeggen: nounou, die Brouwers lijkt kapitein Haddock wel. Over 'op arbitraire wijze' 'putten' uit het werk van een auteur gesproken! Daarnaast: beweren dat "Brouwers de volwassen Adolf neerzet als een man vol 'seksuele aberraties' (...)", zoals Gerritse stelt, is zelfs de boel bewust verdraaien. In het 'VOORAF' van Adolf & Eva & de Dood schrijft Brouwers het volgende: "Ik werd (...) geconfronteerd met nogal wat mythen, roddels en zwoele praatjes omtrent Hitlers liefdeleven en vermeende seksuele aberraties, door sommige Hitlervorsers klakkeloos in hun biografieën en commentaren als 'historische feiten' verwerkt en herhaald. Enige daarvan heb ik, meen ik, kunnen ontkrachten, al was het maar door slechts aan te tonen dat dwingende bewijzen ervoor ontbreken."

Nee, meneer Gerritse kwalificeert zich met dit stukje als de éénmans-Jansen en Jansens van het recensentendom.

 

AD1.gif (64119 bytes)


Vijf jaar later maakte ik me wéér een beetje kwaad om een Brouwers-bespreking, bij het lezen van dit artikel:


Max Pam schrijft in de HP/De Tijd van 20 oktober 2000:

HP/De Tijd
De bij het artikel gepubliceerde foto is van Friso Keuris.

 

"Het was de laatste tijd een beetje stil rond de iezegrim van Zutendaal. Een enkele keer las je nog wel eens wat van hem, maar meestal ging het dan om enigszins verschraalde polemieken tegen falende uitgevers en mislukte collega's. Of je las een bundel van hem over zelfmoordenaars, op zichzelf niet onaardig, maar wel kwam daarbij altijd de vraag op wat een schrijver met zulke morbide obsessies nu eigenlijk met zijn eigen leven van plan was. Ook las je wel eens iets over hem. Daaruit viel op te maken dat het hem lichamelijk niet al te goed ging en dat zijn bestaan, meer nog dan voorheen, in het teken stond van benauwenis.
We dachten al dat hij uitgeteld was, dat de dood waar hij al die jaren zo smakelijk over heeft geschreven hem nu eindelijk bij de kladden had. Wij waanden hem al rijp voor de vergetelheid, toen bleek dat Jeroen Brouwers al die tijd met een nimmer aflatende bezetenheid heeft zitten schrijven. Aan een dikke pil, aan een magnum opus, aan een meesterwerk." (...)
"In verschillende opzichten is Geheime kamers een ouderwets boek. Het speelt zich af in de tijd dat er nog geen mobiele telefoons bestonden. Brouwers maakt daar een anachronistisch grapje over.
Ach, verzucht zijn vrouwelijke hoofdpersoon als het haar niet lukt haar geliefde te bereiken, het wordt toch eens tijd dat de GSM wordt uitgevonden. Alsof je de naam al weet van een uitvinding die nog niet is gedaan. Ouderwets zijn ook de huwelijksproblemen waarmee de personages hebben te kampen." (...)
"Een mooi boek, maar wat is dat voor een tijd waarin wel computerspelletjes bestaan, maar nog geen GSM?"

Ik doe het dus ècht niet vaak... maar ook nu schreef ik een briefje.
Eigenlijk toch wel tot mijn verbazing werd deze opgenomen in de HP/De Tijd van 3 november onder de kop PAM & BROUWERS :


"Wat raar! Max Pam zou allicht beter op de hoogte kunnen zijn van de ontwikkelingen in de literatuur dan ik, als eenvoudige lezer - maar waar ik al jaren bij de boekhandelaar hoorde over de op handen zijnde Brouwersroman Geheime kamers, was dit Pam en de zijnen blijkbaar helemaal ontgaan ("Wij waanden hem al rijp voor de vergetelheid", HP/De Tijd, 20 oktober).
  Nog raarder vind ik dat ik Pam kan betrappen op slordig lezen. Hij schrijft: "Het [boek] speelt zich af in de tijd dat er nog geen mobiele telefoons bestonden. Brouwers maakt daar een anachronistisch grapje over. Ach, verzucht zijn vrouwelijke hoofdpersoon als het haar niet lukt haar geliefde te bereiken, het wordt toch eens tijd dat de GSM wordt uitgevonden. Alsof je de naam al weet van een uitvinding die nog niet is gedaan." Afgezien van het feit dat bijvoorbeeld iedereen wél weet wat een tijdmachine is zonder dat die daadwerkelijk is uitgevonden: het is niet de vrouwelijke hoofdpersoon die dit 'verzucht' omdat het haar 'niet lukt om haar geliefde te bereiken', maar het is de ik-persoon die, terugkijkend op de gebeurtenissen, schrijft: "Het werd hoog tijd dat de gsm werd uitgevonden - waar kon zij nog ongestoord bellen?"
  "Een mooi boek," constateert Pam desondanks (en dat ben ik geheel met hem eens), "maar wat is dat voor een tijd waarin wel computerspelletjes bestaan, maar nog geen GSM?" Tsja. Die tijd kan ik me persoonlijk nog erg goed herinneren: computerspelletjes bestaan al veel langer dan de gsm. Wedervraag: wat is dat voor een artikel waarin wel een beetje neerbuigend wordt gedaan over Jeroen Brouwers, maar waaruit tevens blijkt dat Max Pam slordig leest, slecht op de hoogte is, en derhalve de plank misslaat?"

Goed, het wàs een jaar of anderhalf 'een beetje stil' rond Brouwers, maar dat er aan Geheime kamers werd gewerkt had Pam dus kunnen weten; dat het opschuiven van de verschijningsdatum verband hield met ziekte was ook vrij algemeen en tot in details bekend, en voorts is de opmerking over het verband tussen Brouwers' 'morbide fascinatie' en zijn eigen levensloop behoorlijk uitgekauwd. En de polemieken die Jeroen Brouwers de afgelopen jaren schreef 'verschraald'? Juist aan het onderwerp van Brouwers' Feuilletons: Extra edietzie, uitgever Ronald Dietz en diens beleid, werd (nota bene door HP/De Tijd: kort voor de recensie van Pam èn nog maanden daarna) nog uitgebreid aandacht besteed aangezien Dietz op non-actief was gesteld. Zo verschraald zijn Brouwers' polemieken blijkbaar niet...

HP/De Tijd: brief


Maar het kan nog veel gekker natuurlijk.
Neem nou de Yasha-column die Arnon Grunberg schreef voor een
Vpro-gids, mei 2000:


Yasha

"Er bestaat zoiets als castratieangst. Er bestaat penisnijd. Maar wist u dat er ook concentratiekampnijd bestaat?
Jeroen Brouwers is de man met de meeste concentratiekampnijd ter wereld.
Hij had eigenlijk Anne Frank willen zijn, maar dat lukte niet, daarom heeft hij het de Japanners nooit vergeven dat ze hem niet hebben doodgeknuppeld. Dat heeft geresulteerd in een boekje met de quasi-poëtische titel Bezonken Rood, waarin Brouwers in quasi-poëtisch Nederlands poseert als quasi-slachtoffer.
Als je helemaal niets meer kan en schrijft als een tampon, kun je altijd nog poseren als slachtoffer.
Dus eerst als slachtoffer van de fascisten, vervolgens als slachtoffer van het literaire establishment, daarna als als slachtoffer van de gehele mensheid en tenslotte als slachtoffer van zichzelf. Ziehier Jeroen Brouwers.
Als u en ik een schrijvende tampon waren, zouden we ons ook liever laten doodknuppelen door een Japanner, desnoods zouden we er een inhuren om het te doen. Maar dat durfde Brouwers niet, daarom is hij maar over zelfmoordenaars gaan schrijven, onder anderen over Jean Améry, met de gedachte als ik er maar lang genoeg over schrijf, knuppel ik mezelf nog wel eens dood.
Ik zal even wat citeren:
'Zit mij ooit iets mee, heb ik ooit geluk? Neen. Nooit.'
Ach.
En hier probeert de tampon echt literatuur te maken: 'Er braken chagrijnige dagen aan, waarin zelfverwijt en wroeging mij pijnigden als door mijn ziel priemende braadspitten.'
Als Brouwers het werk van Améry grondig had bestuurd (sic), had hij begrepen dat terugslaan de enige en uiteindelijke waarde is in dit leven. Wie niet heeft teruggeslagen, heeft niet geleefd.
Daarom zeg ik tegen al mijn collega's,vrienden en vriendinnen: Laten we de oorlog een kans geven.
Dat de beste, de sterkste, de sluwste, de slimste, de ongrijpbaarste moge overleven. We moeten ons niet onttrekken aan het selectieproces, we moeten alleen leren om het te manipuleren.
Wanneer houdt een spel op een spel te zijn?
(En dat willen de schrijvende tampons toch? Dat het geen spel meer is, maar sterven voor de kunst.)
Ik zou zeggen als de inzet groot genoeg is, bijvoorbeeld de vernietiging van een schrijvende tampon.
En die vernietiging zo vormgeven dat er schoonheid in te ontdekken valt, dat is mijn taak."
Columnist van wereldformaat, nou! Wat u zegt. Mijn reactie werd destijds (wellicht geheel terecht hoor, weet ik veel) niet gepubliceerd door de Vpro-gids. Maar nu ik toch bezig ben, dit had ik de Vpro-gids te vertellen:

"Tjonge, die Arnon Grunberg. Zelf een schrijver in de vedergewichtklasse, met meer talent voor het uitlokken van tamtam dan voor het schrijven (ik wou zeggen 'schrijven van boeken' maar ik houd het op 'schrijven', punt). Grunberg: een van die schrijvers die door hun uitgevers zó worden gehyped dat het massapubliek gaat denken dat die grote literatuur schrijven. Dat is heus geen geheim verder, maar wat heeft die stoute Jeroen Brouwers nou gedaan? Die heeft dat van die uitgevers enzo zomaar hardop gezegd tegen een verslaggever van de Groene Amsterdammer! Grunberg beteuterd en boos, dat spreekt. Gaat driftig aan het werk om een Yasha-column te schrijven waarin hij de hele wereld eens goed de waarheid zal gaan zeggen. Helaas – de waarheid wàs al gezegd: door die vervelende meneer Brouwers. Stampvoetend schrijft Grunberg dan maar dat die Brouwers (een schrijver met een immens en prachtig oeuvre op zijn naam!) 'helemaal niets kan' en 'schrijft als een tampon'. Let op: Grunberg zegt dus dat Brouwers niets kan maar toch wèl wat kan, al is het dan schrijven als een tampon… zeker geen twee keer overgelezen. Woedend verzint Grunberg de term concentratiekampnijd waar hij vervolgens wat onfrisse beschuldigingen op het persoonlijke vlak aan vastknoopt; voorts zou hij zo’n 'schrijvende tampon' het liefst vernietigen en 'die vernietiging zo vormgeven dat er schoonheid in te ontdekken valt'. Hij wel! Mocht 'ie willen, deze quasi-literaire zeepbel met een calimerosyndroom."

Weet je wat, ik zet hier meteen even die door Grunberg gebruikte citaten van Brouwers in hun context.
In
Feuilletons van lente 1998 staat 'Tot ziens in Portugal' over herinneringen aan Herman de Coninck. Ondermeer staat in dat verhaal hoe, na de bekendmaking van de winnaars van De Gouden Uil (deze valt ten deel aan Brouwers , wiens 'blijdschap werd overschaduwd door zijn [De Conincks - EG] teleurstelling'), de twee genomineerden na afloop het 'op een zuipen gaan zetten in het Brusselse gezelligheidslokaal L'Archiduc.'  Des anderen daags, zo schrijft hij, is Brouwers zowel zijn leesbril als de cheque behorend bij de 'Uil-prijs' kwijtgeraakt. Tussen haakjes noteert hij dat hij bril en cheque later weer in bezit kreeg, maar 'dat is een ander verhaal';  dat andere verhaal, waar Grunberg uit citeert (en ik nu dus iets uitgebreider), staat in dezelfde Feuilletons, met als titel Na ons vertrek, op blz. 120: 

"Daags na de uitbundige drankuitspatting in L'Archiduc in Brussel ter ere van de uitreiking van De Gouden Uil, belde ik dit etablissement met de vraag of de poetsmevrouw misschien tussen de lege flessen, de glasscherven, de overige resten van losbandigheid een bril had aangetroffen, te weten mijn bril, zonder welke ik niet in staat ben mijn vak uit te oefenen?
Neen, op zo'n prothese was men niet gestoten. Zulks speet de archiduc bijzonder, naar hij mij hoffelijk meldde, maar als ik hem mijn naam en telefoonnummer wilde dicteren, - misschien werd het ding toch nog uit een der nog niet opgedweilde vennen verschaald bier opgedregd...
Zit mij ooit iets mee, heb ik ooit geluk?
Neen. Nooit.
Bril weg. Uil-geld weg. Geen liquiditeiten voor aanschaf van een nieuwe bril. Vrouw kwaad.
Er braken chagrijnige tijden aan, waarin zelfverwijt en wroeging mij pijnigden als door mijn ziel priemende braadspitten.
En toen ging de telefoon. De archiduc persoonlijk meldde zich. Er was in zijn staminee een brillendoos gevonden. In een verstolen donker hoekje waar de poetsdame niet dagelijks kwam met haar zwabber en emmer sop. Kon ik hem de doos en de inhoud ervan beschrijven, zodat hij zekerheid verkreeg dat het gevonden voorwerp het door mij gezochte was?
Een zwarte brillendoos, zei ik, die men kan openen door het sterk verende deksel omhoog te klappen. Daarin ligt de bril met de glazen naar beneden, de veren daaroverheen gevouwen als de pootjes van een overleden lieveherenbeest. De bril ligt opgebaard op een wit, flanellen doekje, waarop in groene letters Pearle Opticiens is te lezen.
Dit alles, bevestigde de archiduc, komt inderdaad overeen met het object dat ik thans in handen houd. Maar behalve de bril bevat de doos nòg iets: een deels gescheurd stuk papier dat zo stevig in elkaar was gerold dat het er uitzag als een vezelig stukje touw. Ik vond het onder de binnenrand van de doos...
Een krantenknipseltje?
Neen, niet een krantenknipseltje, zei de archiduc. Een document met geldwaarde...
De cheque! riep ik verheugd.
Altijd zitten mij de dingen mee, ik heb altijd geluk. (...)" 

Nog even de door mij genoemde uitspraken in de Groene Amsterdammer preciezer citeren dan, voor de volledigheid:

"Een schrijver moet tegenwoordig niet alleen boeken kunnen schrijven, hij moet ze ook nog zien te verkopen. Je moet kunnen meedraaien in de publiciteitscaroussel en handig zijn in het bespelen van de media. Ik heb daar het karakter niet voor, anderen kunnen dat wel. Zo verpest het moderne uitgeverswezen de literatuur: door zo'n Lulu Wang, Connie Palmen of Arnon Grunberg te hypen, gaat het massapubliek denken dat die grote literatuur schrijven." 
(Uit een interview met Jeroen Brouwers door Bart Vanegeren in De Groene Amsterdammer van 6 mei 2000)

En overigens trekke de lezer zelf conclusies over de strekking van Grunbergs column, over Grunbergs oproep ten oorlog,  over de 'schoonheid' van zijn geschrijf, over zijn briljante taalbeheersing en stijl, en over Grunbergs eigen inzicht in de denkwereld van Jean Améry (over wie kenner Grunberg dan toch vast binnenkort nog eens een boek gaat schrijven, of een boekje, of een essay, of een column, of nòg eens een regeltje interssantdoenerij, of misschien ook wel helemaal niets).
Het blijft lachen, hoor, met dat recensenten- en columnistendom - de goeden niet te na gesproken. Maar schrijver zal nondemiljaarnogtoe je
vak toch zijn!


klik hier voor de pagina 'introductie'     klik hier voor de pagina 'biografie'     klik hier voor de pagina 'bibliografie'


Deze pagina's zijn gemaakt door:
Eric Geevers
lys.gif (1012 bytes)